Vroeger was castratie bijna de standaard voor zowel reuen als teven. Inmiddels is uit meerdere onderzoeken gebleken dat castratie ook negatieve gevolgen kan hebben, ook bij de Ierse Setter. Denk aan incontinentie, verhoogde kans op verschillende vormen van kanker en een typische castratenvacht.
Er zijn verschillen in de gevolgen van castratie tussen de verschillende rassen, maar onder andere de Heidewachtel is hierin te vergelijken met de Ierse Setter. Zij schreven onderstaand artikel over het castreren van een hond, zowel op latere als op jonge leeftijd. Met dank aan de Nederlandse Vereniging van de Heidewachtelliefhebbers!
Castratie
Steeds vaker worden honden op jonge leeftijd al gecastreerd. Met ‘jong’ bedoel ik voor de
leeftijd van 2,5 jaar, dan pas is een ras als de Heidewachtel uitgegroeid. Voor alle
duidelijkheid: met ‘castratie’ wordt hier bedoeld het verwijderen van testikels of de
eierstokken. Als ik het over gecastreerde honden heb, dan heb ik het dus zowel over reuen
als teven.
Nog afgezien van het feit dat er misschien wel bijna standaard overgegaan wordt op
castratie, zijn er in ieder geval ook nogal wat bezwaren tegen castratie op jonge leeftijd. Er
zijn althans aanwijzingen dat we op zijn minst voorzichtig en kritisch moeten zijn en blijven bij
het volgen van dergelijke trends. In onderstaand artikel staan de bezwaren voor u op een rij,
want uit ervaring weten we dat deze er niet altijd bij verteld worden.
Het vroeg castreren (voor de leeftijd van 1 jaar) van reuen en teven leidt tot relatief
onderontwikkelde uitwendige geslachtsdelen, zoals de penis en de vulva. Dit kan
ontstekingen van de voorhuid en de huid rond de vulva tot gevolg hebben. Door uitgebreid
wetenschappelijk onderzoek is tevens aangetoond dat het vroeg castreren van teven, maar
hoogst waarschijnlijk ook van reuen een grotere kans op de zogenaamde castratie-
onzindelijkheid met zich meebrengt, wat betekent dat dat deze honden continu “lekken” en
hier levenslang medicatie voor gegeven moet worden.
Terminologie
Het woord sterilisatie komt in feite uit de humane geneeskunde en wordt in de
diergeneeskunde eigenlijk veelal foutief gebruikt. “Steriliseren” is het onderbinden van de
eileiders of zaadleiders, waarbij de eierstokken respectievelijk de teelballen behouden
blijven, met als doel onvruchtbaarheid van de patiënt te bewerkstelligen.
Bij honden en katten wordt eigenlijk altijd een “castratie” uitgevoerd: de eierstokken of de
teelballen worden geheel verwijderd. Hiermee is het dier dus niet alleen steriel geworden,
maar ook de productie van geslachtshormonen wordt stilgelegd. Toch vinden wij dat de term
castratie voorbehouden moet blijven aan de reu.
Bij de teef onderscheiden we 2 mogelijkheden: óf we verwijderen alleen de eierstokken (=
ovarioectomie), óf we verwijderen eierenstokken en baarmoeder (= ovariohysterectomie).
Bewegingsapparaat
De geslachtshormonen die worden geproduceerd in de eierstokken (teef) of testikels (reu)
van de hond spelen een belangrijke rol bij de groei. Zo is in een aantal studies aangetoond
dat bij vroege castratie de botten langer doorgroeien dan bij een intacte hond die op latere
leeftijd gecastreerd wordt. Een hond die op jonge leeftijd gecastreerd wordt, zal dus langere
maar lichtere botten krijgen. Het is niet zo moeilijk om te bedenken dat dit soort structurele
veranderingen in de bouw van het skelet ook gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid
van het bewegingsapparaat. Er is zelfs een onderzoek gedaan in Texas, waaruit zou blijken
dat gecastreerde honden (overigens wordt hier niet gekeken naar de leeftijd waarop de
castratie wordt uitgevoerd) een grotere kans op gescheurde kruisbanden zouden hebben. En
de kans op de ontwikkeling van heupdysplasie (HD) zou vergroot zijn ten gevolge van het op
vroege leeftijd castreren van honden.
Tumoren
Een teef die vóór de 2e loopsheid gecastreerd wordt, heeft een veel kleinere kans op het
ontwikkelen van tumoren in de melkklieren op latere leeftijd in vergelijking met een intacte
teef of een teef die op latere leeftijd wordt gecastreerd. Maar wat betreft de invloed op het
ontwikkelen van andere tumoren horen we andere, minder positieve geluiden met betrekking
tot het vroeg castreren van honden. Zo zou de kans op het voorkomen van een
haemangiosarcoom (een relatief veel voorkomende tumor die o.a. voorkomt in het hart en de
milt bij honden) groter zijn bij gecastreerde honden dan bij niet gecastreerde honden. Er zijn
twee studies waaruit blijkt dat (vroeg) gecastreerde honden meer kans hebben op het
ontwikkelen van botkanker (osteosarcoom). Op zich niet zo gek, want we wisten al dat bij
honden(rassen) die groot zijn vaker botkanker voorkomt en vroeg castreren zorgt ervoor dat
een hond langer doorgroeit en dus veel groter wordt! Er is ook gerede twijfel of het castreren
van reuen, op welke leeftijd dan ook, de kans op het ontstaan van prostaatkanker verkleint.
Door sommige mensen wordt dit gunstige effect van castreren echter wel geclaimd. Dit
betekent overigens niet dat castratie van een reu met een bestaand chronische
prostaatprobleem (-ontsteking, -vergroting, etc.) zinloos is!
Gedrag
Veel hondeneigenaren denken dat hun hond rustiger en veel gemakkelijker wordt in de
omgang na een castratie. Dit is echter niet zo zwart/wit als de meeste mensen wel denken!
Bepaalde vormen van ongewenst gedrag, waaronder vooral angst gerelateerde problemen
zouden juist vaker voorkomen bij (vroeg) gecastreerde honden vergeleken met intacte
honden. Vooral bij reuen met een angstig en onzeker karakter kan castratie mijns inziens
leiden tot regelrechte angstagressie. Ook op latere leeftijd schijnt er verschil te zijn in de
achteruitgang van de cognitieve functies (dementieachtige verschijnselen) tussen
gecastreerde reuen en intacte reuen. Bij teven is het juist andersom, zij maken na castratie
meer testosteron aan en kunnen hierdoor feller worden en een korter lontje krijgen.
Vaak worden reuen (chemisch) gecastreerd in de puberteit omdat men ze op dat moment
lastig vind, ze denken dan dat castratie (al dan niet tijdelijk) een oplossing zal zijn voor het
gedrag. Het testosteronniveau van een reu in de puberteit is zeven keer zo hoog dan dat van
een volwassen reu. Hier moeten ze mee om leren gaan. De ervaring leert dat reuen die in de
puberteit chemisch gecastreerd worden en hun aanmaak van testosteron dus ook tijdelijk
stop wordt gezet hier later, als de chemische castratie is uitgewerkt alsnog mee om moeten
leren gaan. Het is dus het verschuiven van het probleem.
Schildklier
Een gecastreerde hond wordt sneller te dik, dat weet bijna iedereen. Mogelijk heeft dat iets
te maken met de verminderde werking van de schildklier na castratie. In ieder geval is
aangetoond, dat castratie de kans op een te traag werkende schildklier duidelijk vergroot!
Conclusies
Of het vroeg castreren van honden daadwerkelijk de kans op kruisband letsels vergroot is
mijns inziens niet helemaal duidelijk. Het wel of niet ontstaan van een kruisband letsel is van
zoveel factoren afhankelijk dat er bij een onderzoek naar het verschil in frequentie van
voorkomen van kruisbandletsels bij gecastreerde versus niet gecastreerde honden al snel
verkeerde conclusies getrokken kunnen worden als niet al deze factoren worden
meegewogen in het oordeel. Het zou dan ook niet juist zijn om op grond van dergelijke
onderzoeken het vroeg castreren van honden volledig te veroordelen. Er zijn echter redenen
genoeg om, als we gewoon logisch redeneren, aan te nemen dat het op jonge leeftijd (dus
voor de leeftijd van 2,5 jaar) castreren van honden nogal wat gevolgen heeft voor de
ontwikkeling van een hond. Zowel op het lichamelijke als op het psychische vlak.
En laten we het vraagstuk eens van de andere kant bekijken: is het nou echt zo’n probleem
om even te wachten met een eventuele castratie? Er zijn, denk ik, maar weinig mensen die
een loopse teef echt niet uit de buurt van een reu kunnen houden gedurende een periode van 3 weken. Is het echt nodig? Bij mensen grijpen we ook niet in als het niet medisch
noodzakelijk is!
De boodschap die ik wil overbrengen is dan ook deze: Zie het castreren van een hond niet
als iets dat “zo hoort” of als iets wat u hoe dan ook moet laten doen. Veel dierenartsen
spreken over castratie als een routineklus. Overweeg goed wat de voordelen en nadelen zijn
van het castreren van uw hond en als u besluit om uw hond te laten castreren, doe het dan
niet te vroeg! Wacht in ieder geval tot de hond uitgegroeid en uit ontwikkeld is, zowel op het
lichamelijke als op het psychische vlak (een Heidewachtel is pas met 3 jaar helemaal “af”).
Pas dan is de keus ook weloverwogen en bewust te maken denk ik. Pro’s en contra’s
zorgvuldig tegen elkaar afwegen.
Nadelen van een castratie:
- Onomkeerbaarheid! De ingreep is onomkeerbaar, dat wil zeggen eenmaal uitgevoerd is
een castratie niet meer terug te draaien. - Gewichtstoename: na een castratie heeft een teef sneller de neiging te zwaar te worden.
Een aanpassing van de voeding is in veel gevallen noodzakelijk en het is dan aan te raden
om het gewicht van de hond na castratie regelmatig te (laten) controleren. De
gewichtstoename wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door een verlaging van de
schildklierfunctie. Door de gewichtstoename zullen arthrose processen versneld verergeren.
En natuurlijk zijn er nog wel meer nadelen van overgewicht: huidklachten, problemen met
narcose en operaties, enz. - Urine-incontinentie: Bij ongeveer 20% van de gecastreerde honden kan een hormonaal
geïnduceerde urine-incontinentie optreden. Vooral bepaalde rassen blijken gevoeliger (bij de
Heidewachtel komt het vaak voor). De incontinentie is over het algemeen goed te
behandelen, maar de behandeling zal de rest van het leven nodig zijn, is het ’t waard om
voor een castratie de hond de rest van zijn/haar leven op de medicijnen te zetten? Het
typische beeld is onwillekeurig urineverlies tijdens rust (slaap), uw hond wordt wakker in een
natte mand en zal zelf ook onder de urine zitten. - Verandering van de vachtstructuur: Bij de Heidewachtel blijkt na castractie de
vachtstructuur te veranderen. De vacht wordt dan dikker, krulleriger, vaal van kleur en
moeilijk te onderhouden. De onderwol schiet door en vaak zien we ongeremd verharen het
hele jaar door. Door vermindering van de vachtconditie treden er ook vaak secundaire
allergieën op. - Verandering van gedrag: Sloomheid, lusteloosheid, maar vooral ook onzekerheid en
agressie die na castratie verergeren. Gedragsveranderingen geven ook verschuivingen in de
roedelhiërarchie. Geslachtshormonen hebben een sterke invloed op de stofwisseling en dus
op het welbevinden. Een wat angstige of onzekere hond kan na een castratie zich in het
slechtste geval juist ontwikkelen tot een angstbijter. - Bewegingsstoornissen: Zoals gezegd overgewicht versnelt de ontwikkeling van artrose. En
natuurlijk heeft een dikke hond meer last van niet helemaal gezond(e) gewrichten of rug. We
weten dat geslachtshormonen een belangrijke functie vervullen bij de botstofwisseling. Zoals
boven genoemd is de kans op heupdysplasie (HD) ook vele malen groter.
Medische redenen voor een castratie
Hierbij kan gedacht worden aan: - Suikerziekte bij een intacte teef.
- Pyometra (baarmoederontsteking) met ophoping van etter 1-2 maanden na de loopsheid.
- Tumoren van de testikels, eventueel met kaalheid als complicatie.
- Prostaatproblemen bij een reu.
- Een ernstige therapieresistente schijndracht.
Slotopmerking
Als uw teef een normale cyclus heeft, de loopsheid volledig normaal verloop, er geen (goed
te behandelen) schijndracht of melkkliertumoren zijn, dan is er geen reden om uw hond te
laten opereren. Het is natuurlijk ook min of meer de plicht van een hondeneigenaar om
beperkt ongemak (loopsheid) te accepteren, zonder daar onmiddelijk op in te grijpen. We
moeten geen onderdelen “slopen” voor ons eigen gemak of om een klein beetje meer
zekerheid te hebben voor de toekomst. En gelukkig is de gemiddelde teef maar twee maal
per jaar gedurende drie weken loops. Een castratie van een hond worden door ons dan ook
niet beschouwd als een routinebehandeling die klakkeloos bij iedere teef of reu moet worden
uitgevoerd. Het is dan ook van belang dat uw, ondersteund door bovenstaande uiteenzetting,
afhankelijk van de klachten en/of hinder die met de loopsheid van u hond samenhangen een
goede beslissing kunt nemen over het wel of niet uitvoeren van een toch wel ingrijpende operatie.
Bron: Nederlandse Vereniging van de Heidewachtelliefhebbers!